Vertaal
Naar andere talen: • tie > DEtie > EStie > FR
Vertalingen tie EN>NL

1 (often withto, ~onetc) to fasten with a string, rope etc: “He tied the horse to a tree”
binden

2 to fasten by knotting; to make a knot in: “He tied his shoelaces.”
knopen

3 to be joined by a knot etc: “The belt of this dress ties at the front.”
vastgemaakt worden

4 to score the same number of points etc (in a game, competition etc): “Three people tied for first place.”
gelijk eindigen

1 a strip of material worn tied round the neck under the collar of a shirt: “He wore a shirt and tie.”
das

2 something that joins: “the ties of friendship.”
band

3 an equal score or result (in a game, competition etc); a draw.
gelijk spel

4 a game or match to be played.
wedstrijd

be tied up

1 to be busy; to be involved (with): “I can't discuss this matter just now †“ I'm tied up with other things.”
bezig zijn

2 (withwith) to be connected with.
verbonden zijn met

tie (someone) down

to limit someone's freedom etc: “Her work tied her down.”
(iemand) beperkingen opleggen

tie in/up

to be linked or joined (logically): “This doesn't tie in (with what he said before).”
verband houden
© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
to tie verbinden (ww.) ; aan elkaar binden (ww.) ; aan elkaar knopen (ww.) ; aaneenbinden (ww.) ; binden (ww.) ; das (ww.) ; dichtrijgen (ww.) ; dichtsnoeren (ww.) ; gelijkspelen (ww.) ; halsdoek (ww.) ; handenbinder (ww.) ; handenbindertje (ww.) ; in de val laten lopen (ww.) ; knevelen (ww.) ; knopen (ww.) ; rijgen (ww.) ; samenbinden (ww.) ; shawl (ww.) ; sjaal (ww.) ; strikken (ww.) ; stropdas (ww.) ; vastbinden (ww.) ; vastketenen (ww.) ; vastkluisteren (ww.) ; vastknopen (ww.) ; vastleggen (ww.) ; vastmaken (ww.) ; vastsjorren (ww.)
the tiede gelijke stand (m) ; het gelijkspel ; de band
tie aansluiten ; aanbinden ; afbinden ; band ; band om iets vast te binden ; biels ; bindblad ; binden in de zin van vastbinden ; binding ; das ; dwarsstang ; exclusieve afname ; gestrikt worden ; meren ; onderbinden ; opbinddraad ; riem ; staking der stemmen ; staking van stemmen ; toebinden ; trekbalk ; trekplaat ; trekstaaf ; tuigeren ; vastbinden met band ; vastmaken met band- ; verbinding ; wisselhout
Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; MWB; Download IATE, European Union, 2017.; Autowoordenboek; Trueterm; TU-Delft-Hydraulic-Engineering-Glossary; Architectural terms


Voorbeeldzinnen met `tie`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
EN: acquaintance
EN: attach
EN: attachment
EN: bind
EN: bond
EN: bootlace
EN: chain
EN: confine
EN: connection
EN: cord

Uitdrukkingen en gezegdes
EN: tie a knot NL: knoop leggen
EN: tie the knot NL: huwelijk sluiten
EN: tie (in) NL: aansluiten (tech.)
EN: tied to (for) time NL: gebonden aan tijd
EN: tie up NL: vastmaken, meren NL: vastzetten (geld) NL: verbinden
EN: tie up with NL: (Am.) intiem zijn met
EN: tie with NL: gelijk staan in wedstrijd NL: kunnen wedijveren met
EN: he is such a tie NL: hij is zo'n handenbinder NL: (Am.) dwarsligger NL: (muziek) boogje