Vertalingen shrink EN>NL
to shrink | ineenkrimpen (ww.) ; verkleinen (ww.) ; terugwijken (ww.) ; terugschrikken (ww.) ; teruggaan (ww.) ; terugdeinzen (ww.) ; tanen (ww.) ; slinken (ww.) ; schrompelen (ww.) ; minder worden (ww.) ; krimpen (ww.) ; kleiner worden (ww.) ; kleiner maken (ww.) ; ineenschrompelen (ww.) ; declineren (ww.) ; dalen (ww.) ; afnemen (ww.) ; achteruitgaan (ww.) ; achteruitdeinzen (ww.) |
the shrink | de psychiater (m) |
shrink | vervallen ; tanend ; slinkend ; afnemend ; derving ; verschrompelen ; samentrekken ; ineenkronkelen |
Bronnen: Wakefield genealogy pages; interglot; Vlietstra; MWB; Autowoordenboek
Voorbeeldzinnen met `shrink`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
EN: contractEN: cringeEN: diminishingEN: dry upEN: get smallerEN: recoilEN: shy awayEN: trembleEN: witherUitdrukkingen en gezegdes
EN: shrink (back) from
NL: terugdeinzen voorEN: shrink at
NL: huiveren voorEN: shrink on a tyre (round a wheel)
NL: een band heet om een wiel leggen