to stroke	strijken (ww.) ; strelen (ww.) ; aaien (ww.)
the stroke	de hartverlamming (v) ; de aai ; de apoplexie (v) ; de attaque ; de beroerte (v) ; de handslag (m) ; de hartaanval (m) ; het hartinfarct ; de hersenbloeding (v) ; het infarct ; het knuffelen ; het liefkozen ; slag
stroke	werkslag ; zuigerslag ; schrap ; aanslag ; aanval ; cerebro-vasculair accident ; CVA (Afkorting) ; haal ; ictus ; liefkozing ; ophaal ; aanhaling ; schreef ; slag ; slagbreedte ; slaglengte ; streek ; streep ; streling ; trek

Bronnen: Wakefield genealogy pages; interglot; Vlietstra; Download IATE, European Union, 2017.; Haynes Technisch Woordenboek; Trueterm




EN: blow
EN: contact
EN: cuddle
EN: embrace
EN: feel
EN: finger
EN: handle
EN: hug
EN: lay a hand on
EN: pat

Let op; `stroke` wordt wel in UK-Engels gebruikt maar niet of zelden in US-Engels. In UK-Engels gebruikt men `stroke` In US-Engels gebruikt men `pet`

EN: stroke of genius NL: geniale zet
EN: stroke of luck NL: bof NL: buitenkansje
EN: on the stroke of five NL: op slag van vijven
EN: be off one's stroke NL: zijn draai niet hebben NL: de kluts kwijt zijn
EN: paralytic stroke NL: verlamming
EN: stroke of the pen NL: pennestreek
EN: row stroke NL: als achterste man roeien NL: 't tempo aangeven
EN: stroke a person down NL: iemand kalmeren