1 (often in plural) a store of goods in a shop, warehouse etc: “Buy while stocks last!”
voorraad

2 a supply of something: “We bought a large stock of food for the camping trip.”
voorraad

3 farm animals: “He would like to purchase more (live) stock.”
vee

4 (often in plural) money lent to the government or to a business company at a fixed interest: “government stock”
aandelen

5 liquid obtained by boiling meat, bones etc and used for making soup etc.
bouillon

6 the handle of a whip, rifle etc.
steel
common; usual: “stock sizes of shoes.”
gangbaar

1 to keep a supply of for sale: “Does this shop stock writing-paper?”
in voorraad hebben

2 to supply (a shop, farm etc) with goods, animals etc: “He cannot afford to stock his farm.”
voorraad aanleggen

'stockist (Zelfstandig naamwoord)

a person who stocks certain goods: “These boots can be obtained from your local stockist.”
leverancier

stocks (noun plural)

1 the wooden framework upon which a ship is supported when being built, repaired etc.
stapel

2 formerly a wooden frame in which a criminal was fastened as a punishment.
blok

'stockbroker (Zelfstandig naamwoord)

a person who buys and sells stocks and shares for others.
effectenmakelaar

stock exchange

a place where stocks and shares are bought and sold.
effectenbeurs

stock market

a stock exchange, or the dealings on that.
effectenmarkt

'stockpile (Zelfstandig naamwoord)

a supply of goods or materials accumulated eg by a government in case of war or other emergency.
reservevooraad
to accumulate (a supply of this sort).
voorraden aanleggen

'stock-'still (adjectiv)

motionless: “He stood absolutely stock-still.”
stokstil

'stock-taking (Zelfstandig naamwoord)

a regular check of the goods in a shop, warehouse etc.
inventarisatie

stock up

to accumulate a supply of (something): “The boys were stocking up on/with chocolate and lemonade for their walk.”
inslaan

take stock

to form an opinion (about a situation etc): “Before you decide, give yourself time to take stock (of the situation).”
nadenken
© K Dictionaries Ltd.

to stock	winkelen (ww.) ; bewaren (ww.) ; boodschappen doen (ww.) ; deponeren (ww.) ; goederenvoorraad (ww.) ; groeifonds (ww.) ; in voorraad hebben (ww.) ; inkopen (ww.) ; inkopen doen (ww.) ; inslaan (ww.) ; laatje (ww.) ; opslaan (ww.) ; voorraad (ww.) ; voorraden (ww.)
the stock	de veestapel ; de stock (m)
stock	stropdas ; waardepapier ; visbestand ; vee ; heelgoed ; ankerstok ; bedrijfsmiddelen ; bestand ; blokje ; boekhandelaarsfonds ; boekwinkelvoorraad ; een boekhandel voorzien ; fond ; geweerkolf ; aandeel ; kern ; korte steel ; lading ; materiaal ; moederboom ; onderstam ; papierstof ; stereotiep

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; Download IATE, European Union, 2017.; KNNV Botanical glossary; A Cook`s Wares; Vlietstra




EN: cattle
EN: domestic animals
EN: farm animals
EN: horses
EN: pigs
EN: secure
EN: sheep

EN: stocks NL: effecten NL: stapel (van schip in aanbouw) NL: blok (hist. strafwerktuig)
EN: the Stocks NL: Nationale schuld
EN: have money in the stocks NL: Staatsobligaties hebben
EN: on the stocks NL: op stapel
EN: dead stock NL: de werktuigen en gereedschappen van een boerderij
EN: fat stock NL: slachtvee
EN: in stock NL: in voorraad
EN: live stock NL: paarden en vee
EN: lay in (take) in stock NL: voorraad inslaan
EN: take stock NL: inventaris opmaken NL: (figuurlijk) opnemen (de stand van zaken)
EN: take stock of a person NL: