to sound	weerschallen (ww.) ; beieren (ww.) ; bellen (ww.) ; doorklinken (ww.) ; echoën (ww.) ; galmen (ww.) ; iemand opbellen (ww.) ; klank voortbrengen (ww.) ; klinken (ww.) ; klokluiden (ww.) ; luiden (ww.) ; opbellen (ww.) ; peilen (ww.) ; resoneren (ww.) ; schallen (ww.) ; sonderen (ww.) ; telefoontje plegen (ww.) ; weergalmen (ww.) ; weerkaatsen (ww.) ; weerklinken (ww.) ; met sonde onderzoeken (ww.)
the sound	de zeestraat ; de geluid (m) ; de intonatie (v) ; de klank (m) ; de klankkleur ; het rumoer ; het timbre ; de toon (m) ; de van goede hoedanigheid (v)
sound	solvabel ; zeeëngte ; steekhoudend ; solvent ; solide ; aannemelijk ; betrouwbaar ; degelijk ; degelijke ; deugdelijk ; doortimmerd ; gedegen ; gegrond ; klankgeluid ; klanktint ; kredietwaardig ; logisch ; op goede gronden steunend ; gefundeerd ; gezond ; gerucht ; geluidstrilling ; geluid ; gaan ; foutvrij ; correct ; akoestische trilling ; afklappen ; afkloppen ; klank in de zin van geluid ; kleppen ; loden ; overgaan ; ruis ; slaan ; sonde ; Sont ; vrij van rot

Bronnen: interglot; Vlietstra; Wakefield genealogy pages; Download IATE, European Union, 2017.; Computers; Autowoordenboek; TU-Delft-Hydraulic-Engineering-Glossary; Wikipedia




EN: blare
EN: blast
EN: clamour
EN: clatter
EN: din
EN: groan
EN: grumble
EN: mumble
EN: murmur
EN: racket

EN: the Sound NL: de Sont
EN: safe and sound NL: gezond en wel NL: behouden
EN: sound sleep NL: vaste slaap
EN: of sound mind NL: bij zijn volle verstand NL: sound thrashing,flink pak slaag
EN: sound asleep NL: vast in slaap
EN: sound the retreat NL: de aftocht blazen
EN: sound off NL: (Am.) zijn mening zeggen NL: z. laten horen NL: peilen, loden