Vertalingen proud EN>NL
1 feeling pleasure or satisfaction at one's achievements, possessions, connections etc: “He was proud of his new house”trots2 having a (too) high opinion of oneself; arrogant: “She was too proud to talk to us.”verwaand3 wishing to be independent: “She was too proud to accept help.”trots4 splendid or impressive: “The assembled fleet was a proud sight.”indrukwekkend'proudly (Bijwoord)trotsdo (someone) proudto give (a person) good treatment or entertainment: “We always do them proud when they come to dinner.”goed ontvangen© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
proud | arrogant ; flink ; geringschattend ; glorieus ; groots ; hooghartig ; hoogmoedig ; hovaardig ; kleinerend ; laatdunkend ; minachtend ; neerbuigend ; prat ; verwaand ; fier ; trots |
Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages
Voorbeeldzinnen met `proud`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
EN: arrogantEN: conceitedEN: high and mightyEN: overconfidentEN: puffed-upEN: self-aggrandizingEN: self-importantEN: snootyEN: stuck-upEN: superiorUitdrukkingen en gezegdes
EN: it was a
proud day for him
NL: het was een mooie (prachtige) dag voor hemEN: proud flesh
NL: wild vlees (om wond)EN: you do me
proud
NL: u doet me een grote eer aan