1 (often withto) higher in rank, better, or greater, than: “Is a captain superior to a commander in the navy?”
superieur

2 high, or above the average, in quality: “superior workmanship.”
voortreffelijk

3 (of a person or his attitude) contemptuous or disdainful: “a superior smile.”
hooghartig
a person who is better than, or higher in rank than, another or others: “The servant was dismissed for being rude to her superiors.”
meerdere

su'peri'ority (Zelfstandig naamwoord)

superioriteit
© K Dictionaries Ltd.

the superior	de voorman (m) ; de chef (m) ; de baas (m)
superior	hoofd ; zelfingenomen ; zelfgenoegzaam ; werkbaas ; verwaand ; uitgelezen ; uit de hoogte ; superieur ; neerbuigend ; hovaardig ; hoogmoedig ; hooghartig ; heel mooi ; hautain ; arrogant ; aanmatigend ; aanvoerder ; voortreffelijk ; superior ; prevalent ; opperste ; meerdere ; cranialis ; craniaal ; bovenste ; bovenstandig ; beter

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm; KNNV Botanical glossary; MWB




EN: best
EN: chief
EN: excellent
EN: first-class
EN: first-rate
EN: greatest
EN: manager
EN: person above you
EN: person in charge
EN: person over you

EN: superior force NL: overmacht
EN: superior letter, figure NL: letter, cijfer boven de lijn
EN: superior person NL: ook: 'dure' meneer
EN: superior seminary NL: groot seminarie
EN: be superior to NL: de meerdere zijn van NL: verheven zijn boven, staan boven
EN: Mother Superior NL: eerwaarde moeder, m. overste