Vertalingen learn EN>NL
1 to get to know: “It was then that I learned that she was dead.”vernemen2 to gain knowledge or skill (in): “A child is always learning”leren'learned (Bijvoeglijk naamwoord)having or showing great learning: “a learned professor.”geleerd'learner (Zelfstandig naamwoord)a person who is in process of learning: “Be patient †“ I'm only a learner”leerling'learning (Zelfstandig naamwoord)knowledge which has been gained by learning: “The professor was a man of great learning.”kennislearner-friendly (Bijvoeglijk naamwoord)that is easy or simple for use in learning: “This textbook is learner-friendly.”gebruikersvriendelijk© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
to learn | leren (ww.) ; vossen (ww.) ; voorlichten (ww.) ; vinden (ww.) ; verwerven (ww.) ; vernemen (ww.) ; tegenkomen (ww.) ; te horen krijgen (ww.) ; studeren (ww.) ; opsteken (ww.) ; oppikken (ww.) ; ontdekken (ww.) ; onderwijzen (ww.) ; onderrichten (ww.) ; meepikken (ww.) ; meekrijgen (ww.) ; aanleren (ww.) ; leerstof erin stampen (ww.) ; kennis opdoen (ww.) ; inwerken (ww.) ; instuderen (ww.) ; inlichten (ww.) ; iets leren (ww.) ; horen (ww.) ; gewend raken (ww.) ; eigenmaken (ww.) ; eigen maken (ww.) ; blokken (ww.) ; bijbrengen (ww.) ; aanwennen (ww.) ; aantreffen (ww.) |
Bronnen: interglot; Vlietstra
Voorbeeldzinnen met `learn`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
EN: briefEN: cramEN: reviseEN: swotEN: swot up