to lie	afzetten (ww.) ; bedotten (ww.) ; bedrog (ww.) ; jokken (ww.) ; leugen (ww.) ; liegen (ww.) ; liggen (ww.) ; tillen (ww.) ; voorjokken (ww.) ; voorliegen (ww.)
the lie	de onwaarheid (v)
lie	natuurlijke valrichting

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; Download IATE, European Union, 2017.




EN: deceit
EN: fabrication
EN: fake
EN: falsehood
EN: feign
EN: fib
EN: fiction
EN: flop
EN: lie back
EN: lounge

EN: don't tell lies NL: lieg niet
EN: give the lie to NL: logenstraffen
EN: lies have no legs NL: al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt haar wel
EN: a white lie NL: leugentje om bestwil
EN: you lie in your teeth (throat) NL: je liegt!
EN: lie like truth NL: liegen alsof het gedrukt staat
EN: lie away NL: door leugens verliezen (bijv. goede naam)
EN: I don't want to be lied to NL: ik wil niet voorgelogen worden
EN: lie waste NL: braak liggen
EN: you know how the land lies NL: jij weet hoe de zaken staan
EN: lie about NL: rondslingeren (bijv. van boeken) NL: lui zijn NL: niets uitvoeren
EN: lie back NL: achterover (gaan) liggen
EN: lie by NL: ongebruikt liggen NL: z. rustig houden
EN: lie down NL: gaan liggen NL: z. iets laten welgevallen NL: liggen te rusten