1 one of the limbs by which animals and man walk: “The horse injured a front leg”
been, poot

2 the part of an article of clothing that covers one of these limbs closely: “He has torn the leg of his trousers.”
been, pijp

3 a long, narrow support of a table etc: “One of the legs of the chair was broken.”
poot

4 one stage in a journey, competition etc: “the last leg of the trip”
etappe

-legged (Bijvoeglijk naamwoord)

: “a long-legged girl”
-benig

pull someone's leg

to try as a joke to make someone believe something which is not true: “You haven't really got a black mark on your face †“ he's only pulling your leg.”
in de maling nemen
© K Dictionaries Ltd.

the leg	de voet (m) ; de staander (m) ; de poot (m) ; het onderstel ; de ledemaat ; de kluif ; het been
LEG (Afkorting)	leidinggevende groep ; LEG (Afkorting)
leg	stelt ; zijdebeen ; voorloper ; veerpoot ; tak ; achterbout ; schokdemper ; schacht ; ploegzool ; onderbeen ; hele poot ; hele dij ; dij ; crus ; bout ; been ; arm ; achterstel

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Omegawiki.org; Vlietstra; Wakefield genealogy pages; Horecagids




EN: bone

EN: give a leg (up) NL: helpen
EN: pull a person's leg NL: (spreektaal) iemand beetnemen
EN: shake a leg NL: dansen NL: z. haasten
EN: stretch a leg NL: z. vertreden
EN: he was off his legs NL: hij was slecht ter been NL: hij viel er bijna bij neer (van moeheid)
EN: he walked us off our legs NL: hij liet ons zo lang lopen dat we er bij neervielen
EN: he was on his legs NL: hij voerde het woord NL: hij was op de been
EN: he got on his legs NL: hij stond op NL: hij nam het woord
EN: take to one's legs NL: er van door gaan
EN: legit NL: de benen nemen