1. MWB
  2. Vertalen
  3. king (EN>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • king > DE • king > ES • king > FR
Vertalingen king EN>NL

1 a male ruler of a nation, who inherits his position by right of birth: “He became king when his father died”
koning

2 the playing-card with the picture of a king: “I have two cards †“ the ten of spades and the king of diamonds.”
koning

3 the most important piece in chess.
koning

'kingdom (Zelfstandig naamwoord)

1 a state having a king (or queen) as its head: “The United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland”
koninkrijk

2 any of the three great divisions of natural objects: “the animal, vegetable and mineral kingdoms.”
rijk

'kingly (Bijvoeglijk naamwoord)

of, relating to, or suitable for a king: “kingly robes”
koninklijk

'kingliness (Zelfstandig naamwoord)

gedrag dat een koning betaamt

'kingfisher (Zelfstandig naamwoord)

a type of bird with brilliant blue feathers which feeds on fish.
ijsvogel

'king-size(d) (Bijvoeglijk naamwoord)

of a large size; larger than normal: “a king-size(d) bed”
extra groot
© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
the kingde heer (m) ; de heerser (m) ; de koning (m) ; de machthebber (m) ; de monarch (m) ; de vorst (m)
king dam ; jonkvrouw ; soeverein ; vrouwe
Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages


Voorbeeldzinnen met `king`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
EN: lord

Uitdrukkingen en gezegdes
EN: the king in Council NL: de koning en zijn raadslieden
EN: go to king NL: 'n dam halen