Vertalingen invent EN>NL
1 to be the first person to make or use (eg a machine, method etc): “Who invented the microscope?”uitvinden2 to make up or think of (eg an excuse or story): “I'll have to invent some excuse for not going with him.”verzinnenin'vention (Zelfstandig naamwoord)1 the act of inventing or the ability to invent: “He had great powers of invention.”het uitvinden, vindingrijkheid2 something invented: “What a marvellous invention the sewing-machine was!”uitvindingin'ventive (Bijvoeglijk naamwoord)good at inventing: “an inventive mind.”vindingrijkin'ventiveness (Zelfstandig naamwoord)vindingrijkheidin'ventor (Zelfstandig naamwoord)a person who invents: “Alexander Graham Bell was the inventor of the telephone.”uitvinder© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
to invent | opdissen (ww.) ; wijzigen (ww.) ; voorwenden (ww.) ; verzinnen (ww.) ; verwisselen (ww.) ; verdichten (ww.) ; veranderen (ww.) ; uitvinden (ww.) ; uitdenken (ww.) ; scheppen (ww.) ; maken (ww.) ; in het leven roepen (ww.) ; herzien (ww.) ; fantaseren (ww.) ; bedenken (ww.) ; afwisselen (ww.) |
invent | bekokstoven ; uitkienen ; komen achter |
Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages
Voorbeeldzinnen met `invent`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
EN: dishing up