Vertalingen god EN>NL
1 (with capital) the creator and ruler of the world (in the Christian, Jewish etc religions).God2 (feminine'goddess) a supernatural being who is worshipped: “the gods of Greece and Rome.”god'godly (Bijvoeglijk naamwoord)religious: “a godly man/life.”goddelijk'godliness (Zelfstandig naamwoord)goddelijkheid'godchild (nouns)a child who has a godparent or godparents.petekind; peetzoon; peetdochter'godfather (nouns)a person who, at a child's baptism, promises to take an active interest in its welfare.peetvader, peetoom, peter; peetmoeder, peettante, meter'godsend (Zelfstandig naamwoord)a very welcome piece of unexpected good luck: “Your cheque was an absolute godsend.”geschenk van de hemel, geluk© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
the God | de Almachtige (m) ; de God (m) ; de godheid (v) ; de heer (m) ; Here (znw.) ; het opperwezen ; de Schepper (m) |
Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages
Voorbeeldzinnen met `god`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
EN: lordUitdrukkingen en gezegdes
EN: the Gods
NL: schellinkjeEN: God's own country
NL: V.S. van AmerikaEN: a (little) tin God
NL: potentaatje