1 of a better quality than average; important: “a great writer”
groot, groots

2 very large, larger etc than average: “a great crowd of people at the football match.”
groot, enorm

3 of a high degree: “Take great care of that book.”
zeer goed, hoog

4 very pleasant: “We had a great time at the party.”
prachtig

5 clever and expert: “John's great at football.”
goed in, knap in

'greatly (Bijwoord)

: “I was greatly impressed by her singing.”
zeer

'greatness (Zelfstandig naamwoord)

: “her greatness as an athlete.”
grootsheid
© K Dictionaries Ltd.

great

reuze ; grootschalig ; grote ; hooggespannen ; kiplekker ; luisterrijk ; magnifiek ; mieters ; prachtig ; prima ; puik ; groots ; schitterend ; subliem ; superbe ; tof ; uitgelezen ; uitgezocht ; uitmuntend ; uitnemend ; uitstekend ; voortreffelijk ; groot ; aanmerkelijk ; aanzienlijk ; beduidend ; behoorlijk ; betoverend ; briljant ; dolletjes ; enig ; enorm ; excellent ; fantastisch ; fenomenaal ; figuurlijk ; flink ; fors ; geschikt ; geweldig ; bijzonder ; tiptop ; kostelijk

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages




EN: acute
EN: bad
EN: excellent
EN: excessive
EN: extreme
EN: grave
EN: intense
EN: marvellous
EN: remarkable
EN: serious

EN: the great NL: de voorname mensen, de groten der aarde
EN: great age NL: hoge leeftijd
EN: the great beyond NL: het hiernamaals
EN: that's great! NL: prima!
EN: great friends NL: dikke vrienden
EN: Great Scot! NL: lieve hemel!
EN: great unwashed NL: het plebs