1 luck or fortune: “It was by chance that I found out the truth.”
toeval

2 an opportunity: “Now you have a chance to do well.”
kans

3 a possibility: “He has no chance of winning.”
kans

4 (a) risk: “There's an element of chance in this business deal.”
risico

1 to risk: “I may be too late but I'll just have to chance it.”
wagen

2 to happen accidentally or unexpectedly: “I chanced to see him last week.”
toevallig gebeuren
happening unexpectedly: “a chance meeting.”
toevallig

'chancy (Bijvoeglijk naamwoord)

risky or uncertain: “a chancy arrangement.”
riskant

chance on

1 to meet by accident: “I chanced on a friend of yours.”
toevallig tegenkomen

2 to discover by accident: “I chanced upon some information.”
toevallig vinden

by any chance

used in enquiring about the possibility of something: “Are you by any chance free tonight?”
soms

by chance

by luck; without planning: “They met by chance.”
per toeval

an even chance

equal probability for and against: “We have an even chance of success.”
een gelijke kans

the chances are

it is likely (that): “The chances are he can't come tomorrow.”
het is waarschijnlijk dat
© K Dictionaries Ltd.

the chance	de kans (v) ; het voordeel ; de tref (m) ; de toevalligheid (v) ; het toeval ; de opsteker (m) ; de mogelijkheid (v) ; het meevallertje ; de meevaller (m) ; het mazzeltje ; de mazzel (m) ; gelukkig toeval (znw.) ; de gelegenheid (v) ; het buitenkansje
chance	arbeidsplaats of werkplaats ; uitzicht ; toevallig ; incidenteel ; gunstige gelegenheid ; geval ; gebeurtenis

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; Download IATE, European Union, 2017.; SWOV onderzoek veiliger verkeer




EN: accident
EN: accidental
EN: arbitrariness
EN: arbitrary
EN: break
EN: casual
EN: coincidence
EN: destiny
EN: fate
EN: fortune

EN: the chances are against it NL: er is niet veel kans
EN: the chances are that NL: er is veel kans dat
EN: stand a fair chance NL: kans hebben
EN: take one's chance NL: het erop wagen NL: de gelegenheid aangrijpen
EN: by chance NL: toevallig
EN: by any chance NL: soms, misschien
EN: the main chance NL: eigen voordeel
EN: I chanced to see it NL: ik zag het toevallig
EN: chance across, chance upon NL: toevallig tegenkomen
EN: chance one's arm NL: het erop wagen