1 to break open or in pieces suddenly: “The bag/balloon burst.”
openbarsten

2 (within, ~into, ~throughetc) to come or go suddenly or violently: “He burst in without knocking”
binnenstormen, uitbarsten in

3 (of rivers) to overflow or flood (the banks): “The river has burst its banks.”
buiten zijn oevers treden

1 a break or explosion: “a burst in the pipes.”
barst, explosie

2 an (often sudden and short) outbreak: “a burst of applause.”
uitbarsting

burst open

to open suddenly or violently: “The door burst open and she rushed in.”
openvliegen
© K Dictionaries Ltd.

to burst	uit elkaar springen (ww.) ; uit elkaar spatten (ww.) ; springen (ww.) ; openbarsten (ww.) ; ontploffen (ww.) ; klappen (ww.) ; exploderen (ww.) ; barsten (ww.) ; aan stukken springen (ww.)
the burst	de vleug ; de aanval (m) ; de bevlieging (v) ; de opwelling (v) ; de vlaag
burst	in een opwelling ; impulsief ; splijten ; uitbarsting ; trein ; stukspringen ; lek ; barsten ; barstweerstand ; berststerkte ; breken ; burst ; cascadeproces ; door droogte barsten ; klappen ; kleursynchronisatiesignaal ; barst ; openbarsten (ww.) ; popelen ; salvo ; salvosignaal ; scheur ; scheur waardoor band lek raakt ; scheuren ; signaalbundel ; signaalstoot

Bronnen: interglot; KNNV Botanical glossary; Wakefield genealogy pages; Download IATE, European Union, 2017.; Vlietstra; Trueterm; Autowoordenboek




EN: impulsive

EN: the river burst its banks NL: de rivier trad buiten haar oevers
EN: bursting with energy NL: blakend van energie
EN: he burst in NL: hij stormde binnen
EN: he burst his sides with laughter NL: hij lachte zich slap
EN: burst of fire NL: salvo