1 a container made of soft material (eg cloth, animal skin, plastic etc): “She carried a small bag.”
tas

2 a quantity of fish or game caught: “Did you get a good bag today?”
vangst

1 to put into a bag.
in een zak doen

2 to kill (game).
schieten

'baggy (Bijvoeglijk naamwoord)

loose, like an empty bag: “He wears baggy trousers.”
wijd

bags of

a large amount of: “He's got bags of money.”
massa's

in the bag

as good as done or complete (in the desired way): “Your appointment is in the bag.”
voor elkaar

'bag lady (Zelfstandig naamwoord)

a homeless woman who carries around with her all her belongings, usually in shopping bags: “Bag ladies often sleep on benches in public parks and railway stations.”
zwerfster
© K Dictionaries Ltd.

the bag	de duiktas (v) ; de schaal (v) ; de tas (m) ; het tasje ; de zak (m)
bag	baal ; buidelverpakking ; colli ; collo ; in zakken sluiten ; jatten ; ontvreemden ; opzakken ; pakje ; stelen ; Zak

Bronnen: Diving dictionary; interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Wakefield genealogy pages; Omegawiki.org




EN: backpack
EN: baggy
EN: case
EN: daypack
EN: pack
EN: pod
EN: pouch
EN: purse
EN: rucksack
EN: sack

EN: he is a bag of bones NL: hij is een skelet
EN: that's not my bag NL: daar moet ik niets van hebben
EN: it's in the bag NL: dat is (wel) bekeken NL: zit (wel) goed
EN: let the cat out of the bag NL: een geheim verklappen
EN: old bag NL: oud wijf
EN: bags I! NL: ik eerst, voor mij!