Vertalingen attach EN>NL
to fasten or join: “I attached a label to my bag.”vasthechtenat'tached (Bijvoeglijk naamwoord)(withto) fond of: “I'm very attached to my brother.”gehechtat'tachment (Zelfstandig naamwoord)1 something extra attached: “There are several attachments for this food-mixer.”hulpstuk2 (withfor/to) liking or affection: “I feel attachment for this town.”genegenheid© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| to attach | toevoegen (ww.) ; ergens aan bevestigen (ww.) ; hechten (ww.) ; knopen (ww.) ; koppelen (ww.) ; lijmen (ww.) ; opplakken (ww.) ; paren (ww.) ; samenvoegen (ww.) ; strikken (ww.) ; bijvoegen (ww.) ; vasthaken (ww.) ; vasthechten (ww.) ; vastknopen (ww.) ; vastlijmen (ww.) ; vastmaken (ww.) ; vastnaaien (ww.) ; vastplakken (ww.) ; vastzetten (ww.) ; verbinden (ww.) ; bevestigen (ww.) ; aanhechten (ww.) ; aanhaken (ww.) ; aaneenschakelen (ww.) ; aan elkaar knopen (ww.) ; aan elkaar binden (ww.) ; aan elkaar bevestigen (ww.) |
| attach | aanslaan ; aanbouwen ; aansluiten ; aanzetten ; bepalen ; beschikbaar maken ; fixeren ; hechten in de zin van bevestigen ; inlassen ; koppeling ; tuigeren ; vaststellen ; voordoen |
Bronnen: Vlietstra; interglot; KDE opensourcesoftware; A.M.T.S.; Download IATE, European Union, 2017.; Wakefield genealogy pages; MWB; Autowoordenboek
Voorbeeldzinnen met `attach`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
EN: affixEN: bondEN: combineEN: connectEN: detachEN: fastenEN: fixEN: fuseEN: glueEN: gum