Vertaal
Naar andere talen: • zuzahlen > ENzuzahlen > ESzuzahlen > FR
Vertalingen zuzahlen DE>NL

I zuzahlen

werkw.
Uitspraak:  [ˈʦuːʦaːlən]

1) einen Teil einer Summe selbst zahlen - bijbetalen
Kassenpatienten müssen für den Krankenhausaufenthalt 10 Euro pro Tag zuzahlen. - Ziekenfondspatiënten moeten voor het verblijf in het ziekenhuis € 10,00 per dag bijbetalen.

2) eine bestimmte Summe zusätzlich zahlen - bijbetalen
Für einen versicherten Versand müssten Sie 3,50 Euro zuzahlen. - U moet € 3,50 bij te betalen voor het verzekeren van de zending.


II die Zuzahlung

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [ˈʦuːʦaːlʊŋ]
Verbuigingen:  Zuzahlung , Zuzahlungen

deel van de uitdrukking: bijbetaling
eine Zuzahlung zu Medikamenten leisten müssen - een eigen bijdrage voor de medicijnen moeten betalen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
zuzahlen (ww.) bijleggen (ww.) ; extra betalen (ww.) ; geld toe leggen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `zuzahlen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: nachzahlen