Vertalingen zuschauen DE>NL
I zuschauen
werkw.
1) sich etw. ansehen -
toekijken | Gebannt schauten die Kinder dem Zauberer zu. - Gebiologeerd keken de kinderen naar de goochelaar. |
2) Zeuge werden, ohne einzugreifen -
toekijken | Hilflos muss er zuschauen, wie sein Sohn leidet. - Hij moest hulpeloos toekijken hoe zijn zoon leed. |
IIa der Zuschauer
zelfst.naamw.
| Uitspraak: | [ˈʦuːʃauɐ] |
| Verbuigingen: | Zuschauers , Zuschauer |
IIb die Zuschauerin
zelfst.naamw.
| Uitspraak: | [ˈʦuːʃauərɪn] |
| Verbuigingen: | Zuschauerin , Zuschauerinnen |
deel van de uitdrukking: toeschouwer Die Zuschauer klatschten begeistert Beifall. - De toeschouwers klapten enthousiast
Wir wurden unfreiwillige Zuschauer des Streits. - Wij werden onvrijwillig toeschouwer van de ruzie. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
Voorbeeldzinnen met `zuschauen`
Voorbeeldzinnen laden....
