| Uitspraak: | [ʦuˈglaiç] |
| Sie telefonierte und fütterte zugleich das Baby. - Zij belde en tegelijkertijd gaf ze de baby te eten. |
| Er freute sich und hatte zugleich ein wenig Angst. - Hij verheugde zich en had tegelijkertijd een beetje schrik. |
Voorbeeldzinnen laden....