1. MWB
  2. Vertalen
  3. zugehörig (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • zugehörig > EN • zugehörig > ES • zugehörig > FR
Vertalingen zugehörig DE>NL

I zugehörig

bijv.naamw.
Uitspraak:  [ˈʦuːgəhøːrɪç]

zu jemandem / etw. gehörend - bij-/toebehorend
Er fühlt sich diesem Land zugehörig. - Hij voelt zich bij dit land horen.
ein Gerät und die zugehörigen Ersatzteile - een apparaat en de bijbehorende onderdelen


II die Zugehörigkeit

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [ˈʦuːgəhøːrɪçkait]
Verbuigingen:  Zugehörigkeit

deel van de uitdrukking: lidmaatschap , verbondenheid
die Zugehörigkeit zu einer Familie / Vereinigung - het lidmaatschap van een vereniging / de verbondenheid met een familie

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
zugehörig behorende tot ; bijbehorend ; bijgesloten
Bron: interglot

Voorbeeldzinnen met `zugehörig`
Voorbeeldzinnen laden....