Vertalingen zugehen DE>NL
zugehen
werkw.
1) sich einem Ziel gehend nähern -
(ergens naar) toegaan | Sie ging direkt auf ihn zu. - Zij ging meteen naar hem toe. |
2) sich schließen lassen -
dichtgaan | Warum geht die Tür nicht zu? - Waarom gaat de deur niet dicht? |
3) auf bestimmte Weise ablaufen -
toegaan | Auf der Party ging es ziemlich laut zu. - Op het feest ging het er behoorlijk luidruchtig aan toe. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| zugehen (ww.) | toegaan (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `zugehen`
Voorbeeldzinnen laden....
Uitdrukkingen en gezegdes
DE: einem etwas
zugehen lassen
NL: iemand iets doen toekomen
