Vertaal
Naar andere talen: • zudecken > ENzudecken > ESzudecken > FR
Vertalingen zudecken DE>NL

zudecken

werkw.
Uitspraak:  [ˈʦuːdɛkən]

1) eine Decke auf jemanden / sich legen - toedekken
Deck dich gut zu, damit du nicht frierst. - Dek jezelf goed toe zodat je het niet koud krijgt.
Liebevoll deckte er seinen Sohn zu. - Liefdevol dekte hij zijn zoon toe.

2) etw. / sich über etw. legen - toedekken
den Brunnen zudecken, damit nichts ins Wasser fällt - de put afdekken zodat er niet in het water valt
Frischer Schnee deckte die Spuren bald zu. - Verse sneeuw bedekten al snel de sporen.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
zudecken (ww.) instoppen (ww.) ; toedekken (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `zudecken`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abdecken
DE: bedecken
DE: decken
DE: hineinstecken
DE: hineinstopfen

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: eine Stadt mit Bomben zudecken NL: een regen van bommen boven een stad uitwerpen