Vertalingen zudecken DE>NL
zudecken
werkw.
1) eine Decke auf jemanden / sich legen -
toedekken Deck dich gut zu, damit du nicht frierst. - Dek jezelf goed toe zodat je het niet koud krijgt. Liebevoll deckte er seinen Sohn zu. - Liefdevol dekte hij zijn zoon toe. |
2) etw. / sich über etw. legen -
toedekken den Brunnen zudecken, damit nichts ins Wasser fällt - de put afdekken zodat er niet in het water valt Frischer Schnee deckte die Spuren bald zu. - Verse sneeuw bedekten al snel de sporen. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
zudecken (ww.) | instoppen (ww.) ; toedekken (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `zudecken`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abdeckenDE: bedeckenDE: deckenDE: hineinsteckenDE: hineinstopfenUitdrukkingen en gezegdes
DE: eine Stadt mit Bomben
zudecken
NL: een regen van bommen boven een stad uitwerpen