Vertaal
Naar andere talen: • zubeißen > ENzubeißen > ESzubeißen > FR
Vertalingen zubeißen DE>NL
zubeißen (ww.) dichtbijten (ww.) ; happen (ww.) ; toebijten (ww.) ; toehappen (ww.) ; toesnauwen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `zubeißen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: anbeißen
DE: beißen
DE: beißen in
DE: schnappen nach