Vertalingen winken DE>NL
winken
werkw.
1) mit der Hand ein Zeichen geben -
wenken Sie winkte uns zum Abschied. - Zij zwaaide naar ons ten afscheid. dem Kellner winken - de kelner wenken jemanden zu sich winken - iemand wenken dat hij/zij moet komen |
2) in Aussicht gestellt sein -
in het vooruitzicht stellen Dem Gewinner winkt eine Wochenendreise. - De winnaar werd een weekeindje weg in het vooruitzicht gesteld. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
winken (ww.) | deinen (ww.) ; golven (ww.) ; met de hand groeten (ww.) ; uitwuiven (ww.) ; wenken (ww.) ; wuiven (ww.) ; zwaaien (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `winken`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: baumelnDE: bedeutenDE: ein Zeichen gebenDE: flatternDE: gestikulierenDE: herumfliegenDE: pendelnDE: schaukelnDE: schlackernDE: schlenkernUitdrukkingen en gezegdes
DE: der Sieg winkt uns
NL: de overwinning wacht ons, lacht ons reeds toe