Vertalingen verwechseln DE>NL
I verwechseln
werkw.
1) eine Person oder Sache irrtümlich für eine andere Person oder Sache halten -
verwisselen | Ich sehe meinem Bruder sehr ähnlich; wir werden oft verwechselt. - Ik lijk veel op mijn broer; wij worden vaak verwisseld. |
2) aus Versehen vertauschen -
verwisselen | Sie haben im Zug ihre Koffer verwechselt. - U hebt in de trein u koffer verwisseld. |
II die Verwechslung
zelfst.naamw.
| Uitspraak: | [fɛɐˈvɛkslʊŋ] |
| Verbuigingen: | Verwechslung , Verwechslungen |
deel van de uitdrukking: verwisseling © K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| verwechseln (ww.) | inwisselen (ww.) ; met elkaar verwarren (ww.) ; omruilen (ww.) ; omwisselen (ww.) ; ruilen (ww.) ; verruilen (ww.) ; verwisselen (ww.) ; wisselen (ww.) |
| verwechseln | verwarren |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `verwechseln`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: einwechselnDE: umwandelnDE: umwechselnDE: vertauschenDE: wechseln