1. MWB
  2. Vertalen
  3. Unschuld (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • Unschuld > EN • Unschuld > ES • Unschuld > FR
Vertalingen Unschuld DE>NL

die Unschuld

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [ˈʊnʃʊlt]
Verbuigingen:  Unschuld

1) der Zustand, unschuldig zu sein - onschuld
Der Richter glaubte nicht an die Unschuld des Angeklagten. - De rechter geloofde niet in de onschuld van de aangeklaagde.

2) kindliche Art zu vertrauen, ohne schlechte Erfahrungen - onschuld
Sie schwärmte für ihn voll kindlicher Unschuld. - Ze vertelde enthousiast, vol van kinderlijke onschuld over hem.

3) Zustand, in dem man noch keinen Sex gehabt hat - onschuld
Vor der Ehe seine Unschuld zu verlieren galt früher als verwerflich. - Zijn onschuld verliezen voor het huwelijk gold vroeger als verwerpelijk.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
die Unschuldde argeloosheid (v) ; de keurigheid (v) ; de kinderlijkheid (v) ; de maagdelijkheid (v) ; onbedorvenheid (znw.) ; de onberispelijkheid (v) ; de onnozelheid (v) ; de onschuld ; de ordelijkheid (v)
Bronnen: interglot; Wikipedia; Engoi Woordenschatoefeningen


Voorbeeldzinnen met `Unschuld`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: Albernheit
DE: Anstand
DE: Artigkeit
DE: Ehrlichkeit
DE: Einfachheit
DE: Einfalt
DE: Geistlosigkeit
DE: Keuschheit
DE: Kindlichkeit
DE: Ordentlichkeit