Vertalingen umarmen DE>NL
I umarmen
werkw.
aus Liebe oder Freundschaft beide Arme um jemanden legen -
omhelzen Sie umarmten sich zum Abschied. - Zij omhelsden elkaar als afscheid. |
II die Umarmung
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ʊmˈ|armʊŋ] |
Verbuigingen: | Umarmung , Umarmungen |
deel van de uitdrukking: omhelzing Sie wurde mit einer herzlichen Umarmung begrüßt. - Zij werd begroet met een hartelijke omhelzing. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
umarmen (ww.) | knuffelen (ww.) ; omarmen (ww.) ; omhelzen (ww.) ; omstrengelen (ww.) |
Bronnen: Wikipedia; interglot
Voorbeeldzinnen met `umarmen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: an sich pressenDE: drückenDE: in die Arme schließenDE: umschlingen