Vertaal
Naar andere talen: • trödeln > ENtrödeln > EStrödeln > FR
Vertalingen trödeln DE>NL

trödeln

werkw.
Uitspraak:  [ˈtrøːdəln]

etw. sehr langsam tun - treuzelen
Auf dem Weg nach Hause trödelt er immer. - Op treuzelt altijd op weg naar huis.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
trödeln (ww.) miezeren (ww.) ; zeiken (ww.) ; voortsukkelen (ww.) ; treuzelen (ww.) ; teuten (ww.) ; talmen (ww.) ; slenteren (ww.) ; sjokken (ww.) ; rondhangen (ww.) ; niksen (ww.) ; nietsdoen (ww.) ; banjeren (ww.) ; lummelen (ww.) ; luieren (ww.) ; lanterfanten (ww.) ; klieren (ww.) ; griepen (ww.) ; flaneren (ww.) ; etteren (ww.) ; druilen (ww.) ; drentelen (ww.) ; dralen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `trödeln`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: auf sich warten lassen
DE: bummeln
DE: fackeln
DE: hängenbleiben
DE: sich nicht beeilen
DE: säumen
DE: zaudern
DE: zurückbleiben
DE: zögern