Vertalingen Tag DE>NL
der Tag
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [taːk] |
Verbuigingen: | Tag(e)s , Tage |
1) die Zeit, in der es hell ist -
dag ein sonniger / regnerischer Tag - een zonnige / regenachtige dag Der Tag ging schon zu Ende, als sie endlich am Ziel waren. - De dag liep al ten einde toen zij eindelijk het doel bereikten. |
Guten Tag! (=Gruß bes. am Nachmittag oder beim Kennenlernen) - Goede middag!
Komm, sag Guten Tag zu Onkel Theo. - Kom nu, zeg eens hallo tegen ome Theo.
|
an den Tag kommen (=bekannt werden) - bekend worden
Irgendwann wird die Wahrheit an den Tag kommen. - Ooit zal de waarheid bekend worden.
|
Man soll den Tag nicht vor dem Abend loben. (=) - men moet de dag niet prijzen voordat het avond is
|
über / unter Tage (=über / unter der Erde) - mijnwerkzaamheden in een mijn
Die Bergleute arbeiten unter Tage. - De mijnwerkers werken onder de grond.
|
2) Zeitraum von 0.00 bis 24.00 Uhr -
dag Eine Woche hat sieben Tage. - Een week heeft zeven dagen. Er geht jeden Tag joggen. - Hij gaat elke dag joggen. |
eines Tages (=irgendwann in der Zukunft) - op een dag
Eines Tages wirst du das bereuen. - Je krijgt er op een dag spijt van.
|
von Tag zu Tag (=kontinuierlich) - van dag tot dag
Es geht ihr von Tag zu Tag besser. - Het gaat met haar van dag tot dag beter.
|
3) bestimmter Zeitraum, den jemand durchlebt / in dem etw. existiert -
dag die Tage der Kindheit - de dag van het kind |
jemand / etw. hat bessere Tage gesehen (=jemand / etw. war früher in besserer Form / Verfassung) - iemand / iets heeft betere dagen gehad
|
auf jds alte Tage (=im hohen Alter) - op iemand zijn oude dag
Auf ihre alten Tage hat sie noch Klavierspielen gelernt. - Zij heeft op haar oude dag nog leren pianospelen.
|
4) Menstruation -
menstruatie Sie hat gerade ihre Tage. - Zij is net ongesteld. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
der Tag | het etmaal |
Tag | de dag (m) ; d (Afkorting) ; dag ; tag |
Bronnen: Wikipedia; interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Tag`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: FeiertagDE: RuhetagDE: UrlaubstagDE: vierundzwanzig StundenDE: WerktagDE: WochentagUitdrukkingen en gezegdes
DE: bei
Tage
NL: overdagDE: eines
Tages
NL: op zekere dagDE: in den
Tag hinein leben
NL: erop los levenDE: in den
Tag hineinreden
NL: in het wilde weg praten