1. MWB
  2. Vertalen
  3. Stamm (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • Stamm > EN • Stamm > ES • Stamm > FR
Vertalingen Stamm DE>NL

der Stamm

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [ʃtam]
Verbuigingen:  Stamm(e)s , Stämme

1) dicker Teil aus Holz, aus dem die Äste wachsen - boomstam
eine alte Eiche mit mächtigem Stamm - een oude eik met indrukwekkende stam

2) Gruppe von Menschen innerhalb eines Volks - stam
der Häuptling eines afrikanischen Stammes - het stamhoofd van een Afrikaanse stam
Stammeszugehörigkeit - tot een stam behorende

3) Gruppe von Menschen eines Bereichs, die nicht wechselt und daher wichtig ist - vaste kern
Der Sänger hat sein festes Stammpublikum. - De zanger heeft een vast schare publiek.
Stammpersonal - vast personeel
Stammspieler - vaste speler

4) Teil, der bei verwandten Wörtern gleich ist grammatica - stam
Stammsilbe - stamlettergreep

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
der Stamm aantal personen bijeen (znw.) ; de boomstam (m) ; etymon (znw.) ; het gezelschap ; de groep ; phylum (znw.) ; de stam (m) ; het stamverband ; de stamvorm (m) ; het stamwoord ; de steel (m) ; de stengel (m) ; de volksstam (m)
Stamm gekapt stamhout ; stam ; wortel
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `Stamm`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: Art
DE: Baumstamm
DE: Begleitung
DE: Dynastie
DE: Ensemble
DE: Gattung
DE: Gemeinde
DE: Geschlecht
DE: Gesellschaft
DE: Gruppe