Vertalingen schäbig DE>NL
I schäbig
bijv.naamw.
1) alt und abgenutzt, in schlechtem Zustand -
sjofel , armzalig 2) kleinlich oder geizig -
laag , gemeen , onredelijk Es war schäbig von ihm, ihr diesen Fehler vorzuwerfen. - Het was gemeen van hem om haar deze fout te verwijten. |
II schäbig
bijwoord
deel van de uitdrukking: gierig sich schäbig benehmen - zich gierig gedragen |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
schäbig | sjofeltjes ; onvolgroeid ; onwaar ; ordinair ; plat ; ploertig ; schamel ; schunnig ; sjofel ; onecht ; tweederangs ; vals ; verachtelijk ; verlopen ; vulgair ; vunzig ; zwak ; ondermaats ; niet hoog ; minderwaardig ; mager ; laag-bij-de-grond ; karig ; hokkerig ; haveloos ; dor ; berooid ; bedriegelijk ; banaal ; armzalig ; arm ; min ; slonzig |
Bronnen: interglot; Trueterm
Voorbeeldzinnen met `schäbig`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abgeklappertDE: abgenutztDE: abgetragenDE: filzigDE: geizigDE: gemeinDE: infamDE: knauserigDE: knickrigDE: niederträchtig