Vertalingen reimen DE>NL
reimen
werkw.
1) einen Reim bilden -
rijmen Herz reimt sich auf / mit Schmerz. - Hart rijmt op smart. |
2) Reime haben -
rijmen Ich mag lieber Gedichte, die sich reimen. - Ik hou meer van gedichten die op rijm zijn. |
3) Reime bilden oder Texte mit Reimen verfassen -
rijmen etw. auf / mit etw. reimen - iets op / met iets rijmen Er spielt Gitarre und reimt dazu. - Hij speelt op de gitaar en ondertussen rijmt hij. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
reimen (ww.) | rijmen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `reimen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: dichtenDE: schreibenDE: verfassenUitdrukkingen en gezegdes
DE: sich
reimen
NL: samengaan, bij elkaar passenDE: eine gereimte Erzählung
NL: een vertelling op rijm