Vertaal
Naar andere talen: • paprika > ENpaprika > ESpaprika > FR
Vertalingen paprika DE>NL

I der Paprika

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [ˈpa(ː)prika]
Verbuigingen:  Paprikas , Paprika(s)

1) Pflanze mit grünen, roten oder gelben Früchten, die man als Gemüse isst - paprika
Paprika anpflanzen - paprika's planten

2) Frucht der Paprikapflanze - paprika
gefüllte Paprika - gevulde paprika

3) Gewürz aus gemahlenen Paprikaschoten - paprika
ein Gericht mit Paprika würzen - een gerecht met paprika kruiden


II die Paprika

zelfst.naamw.
Verbuigingen:  Paprika , Paprika(s)

deel van de uitdrukking: paprika

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
der Paprikade paprika (v) ; paprikapoeder (znw.)
paprika paprika ; Spaanse peper
Bronnen: interglot; Horecagids; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `paprika`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: Anis
DE: Cayennepfeffer
DE: Curry
DE: Gewürz
DE: Gewürze
DE: Gewürznelke
DE: grüner Pfeffer
DE: Ingwer
DE: Knoblauch
DE: Kümmel