1. MWB
  2. Vertalen
  3. Meister (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • Meister > EN • Meister > ES • Meister > FR
Vertalingen Meister DE>NL

der Meister

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [ˈmaistɐ]
Verbuigingen:  Meisters , Meister

die Meisterin

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [ˈmaistərɪn]
Verbuigingen:  Meisterin , Meisterinnen

1) Handwerker oder Facharbeiter, der eine zusätzliche höhere Ausbildung gemacht hat - meester
Er ist Bäckermeister. - Hij is meesterbakker.
Der Meister hat einen neuen Lehrling eingestellt. - De vakman heeft een nieuwe leerling in dienst genomen.
uitdrukking seinen Meister machen
uitdrukking jemand hat (in jdm) seinen Meister gefunden

2) jd, der etw. besonders gut kann - meester
Er ist ein Meister seines Fachs. - Hij is een meester in zijn vak.
Sie ist eine wahre Meisterin darin, ihre Leser zu fesseln. - Zij is een echte meester in het boeien van haar lezers.

3) Person oder Mannschaft, die eine Meisterschaft gewonnen hat sport - kampioen
der Deutsche Fußballmeister - Duits voetbalkampioen
Meistertitel - kampioenstitel

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
der Meisterde kampioen (m) ; de maestro (m) ; de meester (m) ; de ploegbaas (m) ; de voorman (m) ; de werkmeester (m)
Meister glasmaker ; meester ; meester-ambachtsman ; voorman
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `Meister`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: Europameister
DE: Handwerksmeister
DE: Herr
DE: Herr und Gebieter
DE: Landesmeister
DE: Maestro
DE: Schachtmeister
DE: Titelhalter
DE: Titelträger
DE: Vorarbeiter