I leise

bijv.naamw.

Uitspraak:

[ˈlaizə]

1) nur schwach hörbar - zacht

Pst, seid bitte leise! - Psst, stil alstublieft!

2) nur schwach ausgeprägt, gering - gering

Ich hatte nicht die leiseste Ahnung, dass ... - Ik had niet de geringste hoop dat ...

II leise

bijwoord
deel van de uitdrukking: zacht

Er spricht ein bisschen zu leise. - Hij spreekt een beetje te zacht. jemandem etw. leise ins Ohr flüstern - iemand iets zacht in zijn oor fluisteren

© K Dictionaries Ltd.

leise

bedaard ; fluisterend ; gedeisd ; geluidloos ; kalm ; kalmpjes ; rustig ; rustig aan ; stil ; stilletjes aan ; zonder geluid ; geruisloos ; vredig ; zacht

Bronnen: interglot; Wikipedia




DE: geräuschlos
DE: kalm
DE: klanglos
DE: lautlos
DE: sanft
DE: schweigend
DE: schweigsam
DE: still
DE: tonlos

DE: leise hören NL: een scherp gehoor hebben
DE: eine leise Ahnung NL: een flauw vermoeden
DE: ein leiser Schlaf NL: een lichte slaap
DE: eine leise Abweichung NL: een geringe, kleine afwijking