Vertalingen leer DE>NL
leer
bijv.naamw.
1) ohne Inhalt -
leeg Der Akku ist schon wieder leer! - De accu is alweer leeg! seinen Teller leer essen - zijn bord leeg eten einen Schrank leer machen / räumen - de kast leeg maken / ruimen |
leer ausgehen (=nichts bekommen) - met lege handen vertrekken
Wir sind bei dem Turnier leer ausgegangen. - Wij zijn bij het toernooi met lege handen vertrokken.
|
2) unbeschrieben -
leeg eine Zeile leer lassen - een regel leeg laten |
3) unbewohnt, unbenutzt -
leeg ein leer stehendes Gebäude - een leegstaand gebouw |
4) fast ohne Menschen -
leeg leer gefegt (=) - schoon geveegd
|
5) ohne die Absicht, entsprechend zu handeln -
nietszeggend 6) ohne Ausdruck -
nietszeggend © K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
leer | onaangeroerd ; zonder taak ; zonder inhoud ; wezenloos ; wazig ; vrij ; uitdrukkingsloos ; oningevuld ; ongevuld ; ongeopend ; ongebruikt ; onbezet ; onbewoond ; onbeschreven ; onaangetast ; onaangebroken ; nietszeggend ; loos ; leeg ; ledig ; inhoudsloos ; ijdel ; hol ; glazig ; blanco ; mager ; schoonschijnend ; ongegrond ; misleidend |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `leer`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: ausdruckslosDE: blankoDE: freiDE: freigegebenDE: freistehendDE: frischDE: geistlosDE: gelassenDE: glasigDE: HeilUitdrukkingen en gezegdes
DE: leer ausgehen
NL: niets krijgen, ernaast grijpenDE: leeres Gerede
NL: ijdele praat