I krumm

bijv.naamw.

Uitspraak:	[krʊm]
Verbuigingen:	krümmer , krümmste

1) nicht gerade gewachsen - krom

Raubvögel haben krumme Schnäbel. - Roofvogels hebben een kromme snavel.

2) nicht gerade gehalten - krom

im Alter krumm werden - op leeftijd krom gaan lopen

3) betrügerisch, illegal - illegaal

ein krummes Ding drehen - een illegale zaak uitvoeren

4) als genaue Angabe mit Ziffern hinter dem Komma oder ohne Nullen am Ende - exact

II krumm

bijwoord
deel van de uitdrukking: krom

krumm sitzen - gebogen zitten krumm gewachsen - gebogen groeien

© K Dictionaries Ltd.

krumm

krom

Bron: SEG




DE: gebogen
DE: gekrümmt
DE: verbogen

DE: krumme Finger machen NL: stelen
DE: keinen Finger krumm machen NL: geen vinger uitsteken