kirchlich - Vertaling Duits-Nederlands

Vertalingen kirchlich DE>NL

I kirchlich

bijv.naamw.

Uitspraak:

['kɪrçlɪç]

1) den Gebräuchen der Kirche entsprechend, sich auf die Kirche beziehend - kerkelijk

2) von der Kirche geführt - kerkelijk

bijwoord

deel van de uitdrukking: kerkelijk

kirchlich heiraten - voor de kerk trouwen

Overige bronnen

kirchlich

christelijk ; geestelijk ; gelovig ; godsdienstig ; godvruchtig ; kerkelijk (bnw.) ; kerks ; kerksgezind ; religieus ; vroom ; ecclesiastisch

Bronnen: interglot; Wikipedia

Voorbeeldzinnen met `kirchlich`

Voorbeeldzinnen laden....

Synoniemen

DE: buddhistisch
DE: christlich
DE: devot
DE: evangelisch
DE: evangelisch-reformiert
DE: fromm
DE: geistlich
DE: gläubig
DE: gottesfürchtig
DE: gottselig