Vertalingen ineinander DE>NL
I ineinander
bijwoord
eine Person / Sache in der anderen oder die andere -
in elkaar Sie sind ineinander verliebt. - Zij zijn op elkaar verliefd. Die Bereiche gehen ineinander über. - De sectoren lopen in elkaar over. |
II ineinander-
prefix
deel van de uitdrukking: in elkaar Die Zahnräder greifen ineinander. - De tandwielen grijpen in elkaar. Mehrere Schachteln steckten ineinander. - Diverse dozen staken in elkaar. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
ineinander | in elkaar ; ineen |
Bron: interglotVoorbeeldzinnen met `ineinander`

Voorbeeldzinnen laden....