Vertaal
Naar andere talen: • groß > ENgroß > ESgroß > FR
Vertalingen groß DE>NL

I groß

bijv.naamw.
Uitspraak:  [groːs]

1) länger, höher, dicker usw. als etwas Vergleichbares - groot
ein großes Auto fahren - een grote auto rijden
Der Pullover ist mir zu groß. - De trui is te groot voor mij.
Sie ist größer als ich. - Zij is groter dan ik.

2) mit einem bestimmten Umfang oder einer bestimmten Länge / Höhe - lang, hoog
Das Baby ist 62 cm groß. - De baby is 62 cm lang.
Wie groß ist der Tisch? - Hoe lang is de tafel?

3) eine hohe Anzahl oder Menge umfassend - groot
eine große Familie - een grote familie
Der Aufwand ist mir zu groß. - De uitgave is te groot voor mij.

4) wichtig - belangrijk

5) eindrucksvoll, großartig - groot(s)

6) wichtig und berühmt - voornaam
Alexander der Große - Alexander de Grote

7) gut in dieser Tätigkeit, sie gern und oft ausübend - goed
Ich bin keine große Köchin. - Ik ben geen grote kokkin.

8) intensiv - groot
großen Lärm machen - veel lawaai maken
Sie legt großen Wert auf Ordnung. - Zij hecht veel waarde aan orde.

9) lange dauernd - groot
in den großen Ferien - in de grote vakantie

10) deel van de uitdrukking: groot
Was möchtest du denn mal werden, wenn du groß bist? - Wat wil je worden als je groot bent?
uitdrukking Groß und Klein

11) älter als jd - groot

12) den größten Teil betreffend - groot
Was denkt die große Masse der Bevölkerung darüber? - Wat denkt het grootste deel van de bevolking daarvan?
uitdrukking im Großen und Ganzen

13) als Großbuchstabe dargestellt - hoofdletter(s)
ein großes A - een hoofdletter A


II groß

bijwoord

1) deel van de uitdrukking: groots
ein groß angelegtes Projekt - een groot opgezet project
groß ausgehen / feiern - groots uitgaan / vieren

2) deel van de uitdrukking: groots
Darin ist er ganz groß! - Daarin is hij heel groots!
Sie wird eines Tages als Sängerin ganz groß herauskommen. - Zij zal op een dag als een grote zangeres in de publiciteit komen.

3) deel van de uitdrukking: speciaal
Ich habe nicht groß darauf geachtet, wer bezahlt hat. - Ik heb er niet speciaal opgelet wie er heeft betaald.
„War was los?‟ – „Was soll schon groß gewesen sein?‟ - "Wat is er aan de hand?" - "Wat is er zo speciaal geweest?"

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
groß grootschalig ; zeer groot ; weids ; uitvoerig ; uitgewerkt ; uitgebreid ; stevig ; rijzig ; reuze ; potig ; omstandig ; in details ; heel erg ; groot ; fors ; enorm ; drievoudig ; driedubbel ; breedvoerig ; ampel ; flink ; onbeschrijfelijk ; omvangrijk ; lang ; groot ; gr. (Afkorting)
Bronnen: interglot; Engoi Woordenschatoefeningen; Omegawiki.org; Wiktionary; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `groß`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: enorm
DE: geräumig
DE: gigantisch
DE: großartig
DE: haushoch
DE: himmelweit
DE: hoch
DE: immens
DE: kolossal
DE: lang

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: ein großer Buchstabe NL: een hoofdletter
DE: das große Los NL: de hoofdprijs, de honderdduizend
DE: im großen und ganzen NL: over het geheel genomen