1. MWB
  2. Vertalen
  3. Gast (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • Gast > EN • Gast > ES • Gast > FR
Vertalingen Gast DE>NL

der Gast

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [gast]
Verbuigingen:  Gast(e)s , Gäste

1) jd, der eingeladen oder zu Besuch ist - gast
Um acht Uhr kommen unsere Gäste. - Om acht uur komen onze gasten.
Such dir aus, was du willst, du bist heute mein Gast. - Zoek uit wat je wilt, je bent vandaag mijn gast.
uitdrukking (bei jdm) zu Gast sein

2) jd, der gegen Bezahlung untergebracht, bewirtet oder befördert wird - gast
Zum Festival werden Gäste aus der ganzen Welt erwartet. - Voor het festival worden gasten uit de hele wereld verwacht.
Fluggäste - passagiers

3) die Mannschaft, die auf dem Platz des Gegners spielt sport - gast
das erste Tor für die Gäste - het eerste doelpunt voor de gasten

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
der Gastde bezoeker (m) ; de gast (m) ; de genodigde ; de inzittende ; de loge (m) ; overnachter (znw.) ; de passagier (m) ; de reiziger (m) ; slaapgast (znw.) ; de slaper (m)
Bronnen: Wikipedia; Horecagids; interglot


Voorbeeldzinnen met `Gast`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: Besuch
DE: Besucher
DE: Eingeladene
DE: Flugreisende
DE: Geladene
DE: Gäste
DE: Insasse
DE: Logiergast
DE: Passagier
DE: Tischgast