Vertaal
Naar andere talen: • froh > ENfroh > ESfroh > FR
Vertalingen froh DE>NL

froh

bijv.naamw.
Uitspraak:  [froː]

1) voller Freude - vrolijk
Ich war froh, wieder zu Hause zu sein. - Ik was blij weer thuis te zijn.
Ich bin froh über / um jeden Tipp. - Ik ben blij met elke fooi.
Frohes Fest! - Vrolijk feest!

2) gut, erfreulich - goed

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
froh blij ; blijgestemd ; blijmoedig ; dolblij ; goed geluimd ; goedgehumeurd ; goedgeluimd ; inblij ; ontzettend blij ; opgetogen ; opgewekt ; vrolijk (bnw.) ; welgemoed ; welgestemd ; gelukkig ; verheugd
Bronnen: interglot; Trueterm; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `froh`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: aufgeräumt
DE: ausgelassen
DE: begeistert
DE: erfreut
DE: euphorisch
DE: freudig
DE: freudvoll
DE: frohgemut
DE: frohsinnig
DE: fröhlich