1. MWB
  2. Vertalen
  3. Fisch (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • Fisch > EN • Fisch > ES • Fisch > FR
Vertalingen Fisch DE>NL

der Fisch

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [fɪʃ]
Verbuigingen:  Fisch(e)s , Fische

1) Tier mit Flossen und Schuppen, das im Wasser lebt dierkunde - vis
Fische fangen - vissen vangen
Der Polizei ist ein dicker Fisch ins Netz gegangen. - De politie heeft een dikke vis in het net gevangen.
uitdrukking kleine Fische

2) Fleisch von Fischen culinair - vis
Sie isst gerne Fisch. - Zij eet graag vis.

3) Sternzeichen vom 20.2. bis 20.3. oder Person, die in dieser Zeit geboren ist - vis
Mein Sternzeichen ist Fische. - Mijn sterrenbeeld is vis.
Er / Sie ist (ein) Fisch. - Hij / zij is een vis.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
der Fischde vis (m)
Fisch beenvis ; vis ; wild
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Omegawiki.org


Voorbeeldzinnen met `Fisch`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: Amphibie
DE: Biest
DE: Fischgericht
DE: Fischplatte
DE: Fleisch
DE: Fleischgericht
DE: Fleischplatte
DE: Flußfisch
DE: Gemüse
DE: Gericht

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: faule Fische NL: smoesjes