Vertalingen Fernsehen DE>NL
I das Fernsehen
zelfst.naamw.
| Uitspraak: | [ˈfɛrnzeːən] |
| Verbuigingen: | Fernsehens |
1) Technik der Übertragung von Bild und Ton auf ein Empfangsgerät -
televisie kijken Das Fernsehen ist eine Entdeckung des 20. Jahrhunderts. - Het tv-kijken is een uitvinding van de 20ste eeuw.
Farbfernsehen - kleurentelevisie |
2) das Programm, das mit dieser Technik übertragen wird -
tv-programma Was läuft heute Abend im Fernsehen? - Wat is er vanavond op tv?
Fernsehserie - tv-serie
Fernsehzuschauer - tv-kijker |
3) Institution, die mit dieser Technik ein Programm ausstrahlt -
televisie beim Fernsehen arbeiten - bij de televisie werken
Fernsehgebühren - kijk- en luistergeld
Fernsehreporter - tv-reporter
Privatfernsehen - commerciële tv |
II fernsehen
werkw.
deel van de uitdrukking: tv-kijken | Du siehst viel zu viel fern, geh doch lieber mal aus. - Je kijkt veel te veel tv, ga toch eens een keertje uit. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| das Fernsehen | de teevee ; de televisie (m) ; televisiekijken (znw.) ; de TV |
| Fernsehen | televisie ; televisie kijken ; TV (Afkorting) |
Bronnen: Trueterm; interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Fernsehen`
Voorbeeldzinnen laden....
Uitdrukkingen en gezegdes
DE: im
Fernsehen
NL: op de televisie
