Vertalingen einander DE>NL
einander
pronoun
sich gegenseitig, einer den / dem anderen -
elkaar Sind wir einander nicht schon mal begegnet? - Hebben wij elkaar al eens ontmoet? Gute Freunde helfen einander. - Goede vrienden helpen elkaar. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
einander | elkaar ; elkander ; mekaar |
Bron: interglotVoorbeeldzinnen met `einander`

Voorbeeldzinnen laden....