Vertalingen DU DE>NL
du
pronoun
1) verwendet, um die angesprochene Person zu bezeichnen -
jij Kennst du dich damit aus? - Ken jij dit?
Hast du dir überlegt, was wir heute machen wollen? - Heb jij nagedacht wat we vandaag zullen doen? |
 (mit jdm) per du sein
(=sich (mit jdm) duzen) - tutoyeren
|
| jemandem das Du anbieten
(=) - voorstellen om elkaar te tutoyeren
|
2) für unpersönliche Aussagen verwendet -
men | Heutzutage kommst du ohne Handy gar nicht mehr aus. - Vandaag de dag kan men niet meer zonder mobieltje. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| du | je |
| DU (Afkorting) | downstreamgebruiker ; DU (Afkorting) ; verarmd uranium |
| du | gij (Vlaams) ; jij |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Synoniemen
DE: dichUitdrukkingen en gezegdes
DE: du!
NL: hé, zeg!
