die Bude

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[ˈbuːdə]
Verbuigingen:	Bude , Buden

1) kleiner Stand, an dem etw. verkauft wird - kraampje , kiosk , tent

jemandem die Bude einrennen (=in Massen kommen) - allemaal tegelijk komen Die Kunden rennen uns die Bude ein. - De klanten gingen allemaal tegelijk de kiosk binnen.

2) Zimmer, in dem jemand wohnt - kamer

Er sitzt den ganzen Tag in seiner Bude und lernt. - Hij zit de hele dag in zijn kamer en studeert.

jemand hat sturmfreie Bude (=jds Eltern sind nicht zu Hause) - vrij spel hebben

3) baufälliges Haus - krot

Was für ene elende Bruchbude! - Wat een ellendig krot!

© K Dictionaries Ltd.

die Bude	de hut (v) ; de kamer ; het kavalje ; de kraam (m) ; het kraampje ; de krot ; de krotwoning (v) ; de marktkraam ; het stalletje ; de stand (m) ; de tent
Bude	barak ; keet

Bronnen: Wikipedia; interglot; Download IATE, European Union, 2017.




DE: Armenviertel
DE: Ausstellungsstand
DE: Baracke
DE: Barackenviertel
DE: baufälliges Haus
DE: Bruchbude
DE: Elendswohnung
DE: Hütte
DE: Häuschen
DE: Kate

DE: wir machen die Bude zu NL: (spreektaal) we sluiten de tent
DE: es regnet einem in die Bude NL: het gaat iemand slecht