Vertaal
Naar andere talen: • Blühen > ENBlühen > ESBlühen > FR
Vertalingen Blühen DE>NL

blühen

werkw.
Uitspraak:  [ˈblyːən]

1) Blüten tragen - bloeien
rot blühende Kastanien - rood bloeiende kastanje
Wann blühen die Birken? - Wanneer bloeien de berken?
Die Rosen blühen aber schön! - De rozen bloeien al!
uitdrukking eine blühende Fantasie haben

2) sich positiv entwickeln - opbloeien
Das Geschäft blüht! - Het gaat goed met het bedrijf!

3) deel van de uitdrukking:
uitdrukking jemandem blüht etw.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
blühen (ww.) bloeien (ww.) ; floreren (ww.) ; goed gaan (ww.) ; goed lopen (ww.)
blühen bloeien ; bloeitijd ; bloeseming
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `Blühen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: aufblühen
DE: Blüten tragen
DE: eine Blütezeit erleben
DE: eine Glanzzeit erleben
DE: erblühen
DE: florieren
DE: gedeihen
DE: in Blüte stehen
DE: prosperieren
DE: zur Blüte kommen

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: einem blüht etwas NL: iets staat iemand te wachten